Spreekwoorden, gezegdes en uitdrukkingen

Nederlands 

Gouden appelen op zilveren schalen

Schone gedachten in schone woorden uitgedrukt (Spreuken 25:11)

 

De (gouden) appel wegdragen, winnen

Als de schoonste erkend worden (ontleend aan de Griekse mythologie)

 

Een appeltje voor de dorst

Geld dat men opzij legt voor de oude dag

Iets (vooral geld) dat men bewaart om in tijd van nood te gebruiken

 

Door een zure appel heen bijten

Aan een onaangename taak beginnen

Iets dat onaangenaam maar noodzakelijk is uitvoeren, doorstaan

(meestal met de bijgedachte, dat men zodoende tot iets goeds komt)

 

Een appeltje met iemand te schillen hebben

Een netelige zaak met hem moeten behandelen

Hem moeten onderhouden over iets dat niet aangenaam kan zijn

Iets met hem te vereffenen hebben

 

Schone appels zijn ook zuur

Alleen schoonheid is ook niet alles

 

Wie zijn lijf bewaart, bewaart geen rotte appel

Men moet altijd goed op zijn gezondheid letten

 

De appel valt niet ver van de boom

Kinderen aarden naar hun ouders

 

Iets voor een appel en een ei verkopen

Iets ver onder de gangbare prijs verkopen

 

Daar komt een schip met zure appels

Het wordt zeer slecht weer

 

Eén rotte appel in de mand maakt al het gave fruit (ooft) te schand

Als zich in een gezelschap één slecht persoon bevindt, is deze dikwijls in staat de anderen te beïnvloeden

Het kwaad is aanstekelijk

 

Appels met peren vergelijken

Twee dingen vergelijken, die totaal niets met elkaar te malen hebben

 

Dat zijn appels op gouden benen

Dat is zeer zeldzaam

 

Appelen voor citroenen kopen

Bedrogen worden

 

Hij is net zo geacht als de rotte appel bij de groenteboer

Men moe niets van hem hebben

 

Wie appelen vaart, die appelen eet

Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van

 

Iets bewaren, schatten, liefhebben als de appel zijner ogen

Als het dierbaarste wat men heeft (zie ook ‘Etymologie’)

 

Dat is geen appelepap

Dat is geen kleinigheid

 

Een appelflauwte krijgen

Flauwvallen

 

Dat zijn appelkoekjes

Dat is flauwekul

 

Hij heeft last van het appelmannetje

Hij is ziek omdat hij te veel gegeten heeft

 

Australië en Tasmanië

Bewoners van het eiland Tasmanië worden appel eters genoemd omdat op het eiland veel appels groeien.

In Australië komt het woord appel nogal eens voor in ‘slang’ uitdrukkingen (volkstaal):

 

Be apples

Be all right

 

She’s apples

Everything is alright

 

She’ll be apples

Everything will be OK

 

Shoot down the apples and pears

Go down the stairs

 

Apples and pears

Rhyming slang for stairs. To shoot down the apples and pears is to go down the stairs. Sometimes shortened to just apples.

 

Apple eater

someone who lives in the state of Tasmania (apple growing state)

 

Apple islander

Someone from Tasmania

 

Apple Isle

Tasmania

 

Apple sauce

A horse

 

Apple tart

A fart, to fart (”He apple tarted”)

 

 

top

< Etymologie & Taal

Ø        Symbol

Ø       en